Remschijven zelf verwisselen – leidraden en videohandleidingen

De remschijven aan de voorkant van de auto gaan over het algemeen 50.000 tot 70.000 kilometer mee en de remschijven die aan de achterkant van de auto zitten is dat 70.000 tot 100.000 kilometer. U moet de remschijven verwisselen als ze een dikte hebben bereikt die onder het minimum vallen, de waarde staat vermeld in de handleiding van de auto. Men adviseert om met een schuifmaat iedere 10.000 kilometer de dikte op te meten. U moet de remschijven ook verwisselen als ze krom zijn, ongelijk afslijten of als u scheuren of spanen ziet.

Controleer de remschijven op slijtage op de volgende manieren:

1. Zet de as van de auto op een krik.
2. Demonteer het wiel.
3. Controleer hoe dik de remschijf is. Om zo nauwkeurig mogelijk te meten, moet u op 12 of 15 punten de remschijf meten, houd ongeveer 12 tot 15 millimeter afstand tussen de meetpunten. De waarden moeten ongeveer gelijk zijn.
4. Vergelijk de metingen met hoe dik de schijf minimaal moet zijn, dit staat vermeld in de handleiding van de auto.
5. Controleer bij de remschijf het oppervlak visueel. Als u sporen ziet die diep zijn, als de schijf ongelijk is afgesleten, scheuren en roest, zijn indicaties om het onderdeel te verwisselen.

Ook bestaan er indirecte indicaties waardoor u de remschijven moet controleren en eventueel verwisselen. Het is mogelijk dat de remmen wiebelen, een knarsend of ratelend geluid maken, maar ook vibreren, dit zijn indicaties dat het onderdeel gedeformeerd is. Over het algemeen moet u dan extra metingen uitvoeren, maak bijvoorbeeld gebruik van een meetapparaat dat voorzien is van een wijzer. Maak voordat u de meting uitvoert, de remschijf en de naaf goed schoon. Zet het meetapparaat op een statief en zet op het oppervlak haaks de as haaks, houd hierbij 5 millimeter afstand tot aan de rand van de remschijf. De spindel heeft een uiteinde, deze moet met het oppervlak contact maken. Draai nu de wielnaaf. De afwijking die de wijzer laat zien mag niet meer dan 0.06 millimeter zijn.

Als de remmen slecht of onregelmatig werken, of als het pedaal trilt, zijn indicaties dat de remschijven ongelijk zijn afgesleten.

Als u de remschijven gaat verwisselen, is het beter om meteen nieuwe remblokjes te nemen. De oude remblokjes zijn afgesleten aan de hand van de oude remschijven. Daarom kunnen deze remschijven de nieuwe remblokjes sneller laten slijten en de remmen kunnen minder goed werken. De constructie van het voertuig bepaald hoe lang de reparatie duurt, maar ook hoe vaardig u bent. Over het algemeen duurt het ergens tussen het kwartier en de 3 uur om de remblokjes en remschijven te verwisselen.

Dit is niet aan te raden. Het verwisselen van de schijven moet u altijd met twee tegelijk per as doen. Op die manier zal doordat er verschil zit in dikte er geen verschil zitten in de lengte van de slag van de zuiger, zodat beide remschijven niet even hard remmen, zodat de auto onstabiel remt.

Dit is zeker zeer gevaarlijk, om die reden moet een remschijf die versleten is meteen worden verwisseld. Een remschijf die te dun is, blijft te lang te heet, waardoor deze kan scheuren of breken doordat deze te heet is geworden. Het is dan mogelijk dat het wiel blokkeert en het voertuig kan slippen. Als de slijtage ongelijk is, ontstaat er diepe groeven waardoor er minder contact is met het oppervlak, hierdoor doen de remmen het minder goed. Als de remschijven kromtrekken, zal de auto naar een bepaalde kant willen, ook zullen de schijven harder slijten en moet u het pedaal dieper indrukken, deze voelt dan sponzig aan. U kunt de remschijf dan nog wel gebruiken als er een beetje roest op zit, maar u moet wel het oppervlak reinigen en een paar keer zeer hard remmen. Als de remmen niet zo goed remmen door de roestvorming, moeten de onderdelen alsnog snel worden verwisseld.